Aantekeningen vs. 1-407               Antekeningen vs. 408-802 - Aantekeningen vs. 803-1295

 

 

IN BEWERKING

 

 

Kolyn voegt zeer vaak -e- in om woorden aan te passen aan het metrum, soms met verdubbeling van een voorafgaande consonant. Dit wordt aangegeven met [e], bijv. dar[e], datt[e]. Veelal wordt daar nog een overbodige -n aan toegevoegd. Dit wordt weergegeven met [e]- , bijvoorbeeld datt[e]-n. 

Kolyn gebruikt meestal ti, tie en soms di voor de, die. De vervanging van d door t komt ook in andere woorden voor. Deze nogal merkwaardige spelling, waar Huydecoper zich aan ergerde,  is ontleend aan het Oudfries en is bedoeld om een couleur locale (Westfries) en een couleur temporale (13de eeuw) aan de Rijmkroniek te geven. Om dezelfde reden wordt ge- in voltooid deelwoorden weggelaten en sch vervangen door sc , maar dit gebeurt niet consequent. Voorts moet ook de vervanging van ei, ee in ie tot het (West)fries gerekend worden. Ook de spelling ea voor ee is aan het Fries ontleend.

 

Proloog

Zowel Kolyn als Melis Stoke claimen een betrouwbaar beeld van de opkomst en ontwikkeling van het graafschap van Holland te geven door zich te baseren op oude boeken, die in het klooster van Egmond aanwezig zijn, en de zaken niet mooier voor te stellen dan zij waren. Zowel Melis Stoke als Kolyn richten zich tot graaf Floris V.

Melis: Stoke: Om dat ic niet en wille / Dat mijn sijn ligghe stil / En[de] verderue mit ledichede[n] / Willic v al hier ter steden / Segghe[n] wie de graue[n] ware[n] / De holla[n]t in hare[n] iaren / Hadde[n] onder haer bedua[n]c / En[de] hoe verre dat haer ganc / Met rechte gaet in vrieslant / Also als icket bescreuen vant / Jn den cloester tecghemonde / Jn latine in vraier orconde / Sonder fauele sonder lieghen / En[de] sonder iement te bedrieghen / Want et dinket mi wesen scande / Dat de liede[n] vanden lande / Ander giesten vele weten / En[de] si des hebben vergheten / Wane[n] si selue sijn gheboren / En[de] wie si waren hier tevoren / Die tlant wonne[n] entie erve / Daer si of nutten de bederue / Dat willic hier doen weten / Wie die lande hadden beseten / Hier te voren in ouden tiden / En[de] dit kortelike ouer liden / Dese pine en[de] dit ghepens / Sendic v heer graue florens / Dat ghi sien moghet en[de] horen / Waen dat ghi sijt gheboren / En[de] bi wat redenen ghi in hant / Hebbet zeelant en[de] hollant / En[de] bi wat redenen dat ghi soect / Vrieslant dat v so sere vloect / Hem bid ic de noeit en began / En[de] de ouer ghemene man / Om te berechtene sette lansheren / Dat hi mi dat moete leren / Dat ic de waerheit so verclare / Dat men weten moete dat ware /

's Lants geschichten wil ic* oirconden,

*In het folio-afschrift ten behoeve van publicatie van Alkemade en van der Schelling komt vrijwel overal ix voor, soms vervangen door ik. In het afschrift voor Matthaeus III wordt ic gebruikt. Mogelijk heeft Matthaeus III de spelling aangepast, want die verschilt aanzienlijk van die van het folio-afschrift:

s' Lants geschichten wil ic oirconden,

Zoe ic heb geschriben vonden

In den klooster te Hegmonden

Zo bis t' ons die boeckengonden.

 

Dumbar hanteert in het eerste deel van zijn publikatie ix, in het tweede deel ic. Van Loon heeft ix overal vervangen door ic, maar heeft een keer iks over het hoofd gezien. 

 

Van Loon: 's Lands Geschiedenissen. Te weeten van Holland: 't gene ten tyde der Romynen Batavia / Dio. Cass. lib. 55. in de vyfde Eeuwe Nedersaxen / Melis Stoke fol. 3. vs. 1. 2. 3. sedert Vriesland K. Kolyn vs. 144. En door de aldaar met de woon geplaatste Deenen, naa het jaar 837. eerst voor een gedeelte, en eyndelyk in 't geheel Holland is genaamd geworden. Hed. Hist. fol. 59.

 

Zoo ic heb geschriben* vonden*

*Aanvankelijk door Mr. Cornelis van Alkemade geschreven als gescriban. Later door van Alkemade gecorrigeerd. Ook door Gerard van Loon. Echter vs. 51 skriban.

*vonden = ge-vonden.

In den kloestre* te Hegmunde*;

*kloestre = klooster 

*Egmond. De plaatsnaam wordt op verschillende manieren geschreven. De naam is afgeleid van de riviernaam Hegge, die overeen zou kunnen komen met de noordelijke Rijnarm het Y, die aanvankelijk in het Flie uitmondde, maar zich als gevolg van verzanding  zuidelijker verplaatste. Kolyn spreekt er over, dat het klooster van Egmond voor de duinen zwichtte. Aan de riviernaam Rijn herinnert nog de plaatsnaam Rinnegom bij Egmond. In de Romeinse tijd moet ook een monding bij Wijk aan Zee hebben gelegen, die gold als de oude limes (grens). Daaraan herinnert de Romeinse haven ter hoogte van de Velsertunnel (Velsen I en II).  De dorpsweide van Wijk aan Zee vormde de bedding van de rivier. Ook die verzandde, waarna de Romeinen tijdens de regering van de keizers Caligula en Augustus hun limes verlegden naar de Oude Rijn bij Katwijk. Het gebied tussen Katwijk en Noordwijk, waar tegenwoordig het ruimtevaartcentrum van Esro-Eldon is gevestigd, vormde de nieuwe bedding van de rivier. Tegen het einde van het eerste millennium, verzandde ook de monding van de Oude Rijn bij Katwijk, waarna het Rijnwater samenstroomde met de Maas en bij Hoek van Holland in zee stroomde.

Ter vergelijking de proloog van Melis Stoke, die zich evenals Kolyn beroept op oude boeken om de waarheid te achterhalen en weinig waarde hecht aan beuselingen en pluimstrijkerij. Het tweede deel van het citaat vinden we terug in de epiloog van Kolyn. Evenals Melis Stoke richt Kolyn zich tot graaf Floris V.

Melis Stoke: Om dat ic niet en wille / Dat mijn sijn ligghe stil / En[de] verderue mit ledichede[n] / Willic v al hier ter steden / Segghe[n] wie de graue[n] ware[n] / De holla[n]t in hare[n] iaren / Hadde[n] onder haer bedua[n]c / En[de] hoe verre dat haer ganc / Met rechte gaet in vrieslant / Also als icket bescreuen vant / Jn den cloester tecghemonde / Jn latine in vraier orconde / Sonder fauele sonder lieghen / En[de] sonder iement te bedrieghen / Want et dinket mi wesen scande / Dat de liede[n] vanden lande / Ander giesten vele weten / En[de] si des hebben vergheten / Wane[n] si selue sijn gheboren / En[de] wie si waren hier tevoren / Die tlant wonne[n] entie erve / Daer si of nutten de bederue / Dat willic hier doen weten / Wie die lande hadden beseten / Hier te voren in ouden tiden / En[de] dit kortelike ouer liden / Dese pine en[de] dit ghepens / Sendic v heer graue florens / Dat ghi sien moghet en[de] horen / Waen dat ghi sijt gheboren / En[de] bi wat redenen ghi in hant / Hebbet zeelant en[de] hollant / En[de] bi wat redenen dat ghi soect / Vrieslant dat v so sere vloect / Hem bid ic de noeit en began / En[de] de ouer ghemene man / Om te berechtene sette lansheren / Dat hi mi dat moete leren / Dat ic de waerheit so verclare / Dat men weten moete dat ware /

Van Loon: Te Egmond. Want dit Klooster, door de Fransche Koningen gesticht, was de oudste Abtdy van het thans genaamde Holland, en is, mids des zelfs sedert daarin geplaatste Monniken de pen voor de Graaven gevoerd hebben, des genoegzaam de Charterkamer van Holland geweest.

Zoo bist* ons die Boeken gunden,

*zoo bist = zo veel als 

*Het klooster van Egmond fungeerde als het administratieve centrum van het graafschap, waar grafelijke akten werden bewaard in het cartularium en op verzoek werden afgeschreven. Juist in de tijd van graaf Floris V werden die banden met het klooster verbroken en ging het graafschap zijn eigen administratie voeren. In 1567 is het klooster van Egmond door troepen van Brederode geplunderd en in brand gestoken. Het thema van de redding van kennis van de oude geschiedenis zien we ook bij Ocko Scharlensis (gered uit boekverbranding) en in het Oera Linda Boek (gered uit een overstroming).

Van Loon: Boeken. Deezen zyn in 't jaar 1567. eensdeels met dat Klooster (Meteren. Nederl. Hist. fol. 50. vso.) verbrand, andersdeels, op karren gelaaden zynde, om te vlugten, door de soldaaten van Brederode achterhaald, geschonden, en verscheurd, veelen der zelven weer door eenen voornaamen liefhebber byeenvergaderd, naar Brabant gevoerd, en aldaar verkocht.

[5] Die daer syn van alde tiden:

Van Loon: Te recht, mids in de zelve niet alleen nog verscheyde overoude Bardzangen bewaard wierden, K. Kolyn vs. 160. maar dat, om die Boekzaal op te rechten. de eerste Hollandsche Graaven, Graavinnen en hunne kinderen de hand geleend hebben. M. Stoke fol. 16. vs. 20 en fol. 17. vs. 11.

Cortelic van vele Striden*,

*striden = strijd. Kolyn gebruikt striden als algemeen begrip naast wych = ge-vecht, were = oorlog, vechten voor slag leveren. 

Van Loon: Striden / Stryden. Spigel. Hist. fol. 71. vs. 1.

Godinghen* der Graeve vele:

*godinghen = ge-dingen, rechtzaken.

Van Loon: Godinghen. Verstaa niet vergoding der afgestorvene Graaven, maar Goedkryging, dat is: hoe zy hier te Land en het Graaflyk bewind van de Fransche Koningen, en de Graaflyke goederen en voorrechten van de Duytsche Keurkeyzeren, bekomen hebben: even gelyk men zegt iemand Ontgoeden dat is van zyn goed ontzetten. M. Stoke fol. 15. vs. 42. Voor welk eerstgemelde woord de Munsterschen, mids zy de u als oe uytspreeken, gudinge schryven. Chron. Monast. pag. 76.

Hoe ir 't arre* quame ten dele

*arr[e] - aar = land  

Van Loon: Hoe ir. Door IR verstaat men in de aloude Duytsche taal GY, desgelyks UYT; zulks te Himile uyt den Hemel betekent. Schilt. Gloss. Teut. fol. 489. Doch dees Schryver neemt het nu eens voor hem / dan eens voor hen / en in welke laatste betekenis het hier boven gesteld is.

Van Loon: 't Arre. Is Aarde. Schilt. Gloss. Teut. fol. 56. en betekent dierhalven, hoe hen deeze Aarde, of Grond ten deel is gekomen, dat is, eygen geworden. Van dit woord is ook gemaakt Arbeijen, en dat van Arnooten, dat zyn Aardappelen. Menag. Etymol. Gall.

Zonder aterlike* streeken,

*aterlike = slinkse. 

Van Loon: Aterlike. Onwettige streeken; en dus zegt men een Aterling voor een onwettig gebooren kind. Dus ook vs. 974. Dat is, Onwettig bestaan.

[10] Ofte metter pluum te spreken*.

*metter pluum spreken = vleien.

Van Loon: Pluum. Is herkomstig van het Latynsch woord Pluma, een Veer: Kiliaan pag. 408. even gelyk daarvan het woord Pluymstryken herkomstig is: en betekent hier met Vleyery te spreeken. Dus schryft ook M. Stoke fol. 100. vs. 24. 

Wen Godt betere* vele beleggen*.

*Godt betere (aanvoegende wijs).  

*beleggen = doen.

Enkel waeraft* wil ic zeggen,

*waeraft zeggen = de waarheid spreken

Ofte laeten, zoe ic vonde*.

*vond[e] = vond

 

Bataafs verleden

 

'T is geschiet, als ic oirconde*,

*oircond[e] = vertellen, verhalen, verkondigen 

[15] Over menich hondert jaren

Toe* de Nedergouwen waren

*toe = toen 

Van de wateren overlopen*,

*Bedoeld wordt de Cymbrische vloed, ca. 100-200 v.C. 

En de mensken rote te hopen*,

*rote te hopen = samenrotten. 

Gaulen* en Spangen* ave* te lopen:

*Gaulen = Gallie.

*Spangen = Spanje.

*av[e] = af 

[20] Emmer der Kimper groet getale*

*getal[e] = getal, aantal 

(Zolkes weet men harde wale*)

*wal[e] = wel

Waren to miten* doet geslagen:

*miten = met de. 

Zoe das ir Aare* lege* lagen

*aare = gebieden.

*leg[e] = leeg. 

Wt der Hassen* und gebuuren*

*Hessen.

*gebuuren = buurvolkeren (Cherusken en Hermonduren). 

[25] Serbsten* ond ti Irmunduren*

*Cherusken. Vergelijk vs. 57   Van Alkemade noemt ze in zijn niet gepubliceerde tekst Serpsten. Ik meen, dat dit de verklaring is van de naam CHREPSTINI, die als buurvolk van de Bataven (Patavia) wordt weergegeven op de Peutinger kaart.

*Hermonduren

Al mit krafte* overspanden*

*mit krafte = met kracht.

*overspanden = de baas waren, overheersten. 

Ade Batten* uten* landen

*Ade = oude, vergelijk: It aade Friesche terp = het oude Friese dorp, ten onrechte vertaald met Waterbatavieren.

*uten = uit de. 

Te verdrunc metten* wapen

*metten = met de. 

By rade der bande Papen;

[30] En de Godescalken* waren

*Godescalken = Druiden (priesterkaste). 

Met die aldel* Batte scharen*.

*aldel = oude, vergelijk vs. 27 Ade=oude.

*Batte scharen = menigten van Bataven, Batavieren.

Die ne raden* deze wiken*,

*ne raden = afraadden

*wiken = afgelegen gebieden

Die wy besitten,te bestriken

Zonder slach*: wan* zy ne wisten,

*zonder slach = zonder strijd, uitdr. zonder slag of stoot. Hierna vs. 41 zonder striden = zonder strijd.

*wan = want 

[35] Daer ne woonden ni, dar* ti visten*

*dar = daer = daar

*visten = vesten, vestingen. 

Al dat lant was laech gelaghen*,

*gelaghen = ge-legen.

Dus besonden* zy di* 't zaghen*:

*besonden = bevonden, misschien een schrijf-of drukfout of leesfout.

*di = die

*zaghen = zagen.

Het bevil tot haren hepen*.

*bevil tot haren hepen = voldeed aan hun verwachtingen.

Dus toghen* zy af met scepen*

*toghen = togen

*scepen = schepen 

[40] Mannen have, vee tien tiden*

*tien tieden = toendertijd. 

En begrepen* zonder striden*

* begrepen = namen in bezit

*zonder striden = zonder strijd. 

Mette* kinderen ende vrouwen,

*mett[e] = met.

Tussen Rien* en Wahl, tie gouwen*

*Rijn en Waal

*gouw[e]n = gouw. De indeling in gouwen stamt uit de Karolingische tijd. 

Wied en bried*; als ic verhaele*.

*wied en bried - wijd en breed, uitdr. wijd en zijd.

*verhael[e] = verhaal.

 

[45] Vele Greven, zonder falen,

Haben 't Lant bericht* te minnen*.

*bericht = bestuurd.

*te minnen = naar wens.

Scriben* nochte* ic ne kinne

*scriben = schrijven (inf.)

*Van Alkemade: mochte

kinne = kunnen (inf.) 

Waren* zi* gestorven* waren,

*war[e]n = waar, wanneer, van Alkemade: wanen.

*zi = ze, zij 

*gestorven = ge-storven

Ofte aen ‘slants bericht* gevaren:

* ofte = of, verg. oftewel 

*s' lants bericht = landsbestuur

[50] Wan* tie Runers* je ontbraken,

*wan = want

*runers = runen 

Tie woizen* skriban* irrer zaken.

*woizen = wijzen, verzen

*skriban - scriben = schreven, archaische meervoudsuitgang -an zoals ook in grev-an = graven. 

Onder allen die gewezen

Haben* Greven vin* ic desen

*haben gewezen = zijn geweest

*vin - vind 

 

Waromir

 

Waromir*, wis* Tochter Rhiemen*

*Veromirus, ook Ucromirus, zie: Strabo lib. VII, fol. 447; vader van Pharamond (370-ca. 429), leider van de Chatti (Hessen)

*wis = wiens

*Rhamis

Strabo: 4 These tribes have become known through their wars with the Romans, in which they would either yield and then later revolt again, or else quit their settlements; and they would have been better known if Augustus had allowed his generals to cross the Albis in pursuit of those who emigrated thither. But as a matter of fact he supposed that he could conduct the war in hand more successfully if he should hold off from those outside the Albis, who p161were living in peace, and should not incite them to make common cause with the others in their enmity against him. It was the Sugambri, who live near the Rhenus, that began the war, Melo being their leader; and from that time on different peoples at different times would cause a breach, first growing powerful and then being put down, and then revolting again, betraying both the hostages they had given and their pledges of good faith. In dealing with these peoples distrust has been a great advantage, whereas those who have been trusted have done the greatest harm, as, for instance, the Cherusci and their subjects, in whose country three Roman legions, with their general Quintilius Varus, were destroyed by ambush in violation of the treaty. But they all paid the penalty, and afforded the younger Germanicus a most brilliant triumph — that triumph in which their most famous men and women were led captive, I mean Segimuntus, son of Segestes and chieftain of the Cherusci, and his sister Thusnelda, the wife of Armenius, the man who at the time of the violation of the treaty against Quintilius Varus was commander-in‑chief of the Cheruscan army and even to this day is keeping up the war, and Thusnelda's three-year‑old son Thumelicus; and also Sesithacus, the son of Segimerus and chieftain of the Cherusci, and Rhamis, his wife, and a daughter of Ucromirus chieftain of the Chatti, and Deudorix, a Sugambrian, the son of Baetorix the brother of Melo. But Segestes, the father-in‑law of Armenius, who even from the outset had opposed the purpose of Armenius, and, taking advantage of an opportune time, had deserted him, was present as a guest of honour at the triumph over his loved ones. And Libes too, a priest of the Chatti, marched in the procession, as also other captives from the plundered tribes — the Caülci, Campsani, Bructeri, Usipi, Cherusci, Chatti, Chattuarii, Landi, Tubattii. Now the Rhenus is about three thousand stadia distant from the Albis, if one had straight roads to travel on, but as it is one must go by a circuitous route, which winds through a marshy country and forests.

[55] Aafte* Sitsenhag* van 't hieme*

*aafte, aefte = trouwde

*Sesithacus, leider van de Cherusci.

*'t hieme = het heim, woongebied, vergelijk Sassenheim = woongebied van de Saksen. 

Der Serbusten zonder mere*.

*Serbusten = Cherusci, vergelijk vs. 25  Zie aantekening aldaar.

*mere[e] = meer

Wonder is by dese kere*,

*ker[e] = keer, vgl. vs. 61.

Das geen Runers* ons oirconden*

*oirconden = verhalen, vertellen, verkondigen.

*runers = runen 

Van den steden di zi vonden;

[60] Of zi mosten ni gewezen

Haben desen keer* mit ezen*.

*keer, vgl. vs. 57.

*mit ezen = misschien. Geeft een mate van zekerheid aan, zoals elders overware, zekerlike en dergelijke. Zie ook vs. 101.

Terpen* vind ic harde* wale*,

*terpen = dorpen.

*zeker. 

*wal[e] = wel.

Ti ic op ir stad* verhale.

*stad = plaats 

 

Katenwald

 

Katenwald* die metten eyser*

*Catualda. Katenwald of Kattenwald wordt hier verwisseld met Catuvolcus, tijdgenoot van Julius Caesar, die samen met Ambiorix, medekoning van de Euburonen, in 55 v.Chr. tegen Caesar in opstand kwam. Caesar sloeg de opstand neer, waarna Catuvolcus naar Xanten vluchtte en Ambiorix naar de Ardennen. Ambiorix hield er een standbeeld aan over, Catuvolcus niet. Catualda is de Marcomannenleider (ca. 19 n. Chr.). Hij kan Caesar niet hebben ontmoet.

*metten eyser = met het ijzer (zwaard). Alewijn vertaalt 'met de eiser', namelijk, dat Julius Caesar de landen zou opeisen. Van Loon daarentegen veronderstelt, dat Julius Caesar gewapend zou zijn.  Ik meen, dat de schrijver hier bedoelt, dat Katenwald degene is die gewapenderhand (met het zwaard) met Julius Caesar onderhandelt.

 

[65] Van Romen Gillis* eerste Keyser

*Julius Caesar (100 v. Chr. - 44 v. Chr.).

Maeckte daingh* over landen

*maeckte daingh = onderhandelde, daingh = ge-ding

Ende gaven ‘er toe tie handen

Zoo als 't lanch gebleven waren*,

*war[e]n = was

Zonder scot of lot* te garen:

*scot of lot, middeleeuwse belasting, waarbij ridders, die het land met wapenen dienden, 'buiten schot' bleven en geen belasting hoefden te betalen.

[70] Das geen ander land mocht beuren*;

*beuren = ge-beuren 

Want zi Broeders hieten heuren*.

*heuren -  

 

Julius Civilis

 

Gillis* Ziwers Bouwens zone,

*Julius 

En was Broeder van ti gone,

Die genert*, als adel Grave,

*genert = opgevoed. 

[75] Worp den Roemse arend* ave,

*Adelaar op het wapenschild van de Romeinen. 

En den roden Libert* plante.

*roden Libert = Rode leeuw. Zie ook: vs. 82.

<Franke maakte tallen kante:>

*tallen kante - t' allen kante = aan alle kanten.

Tus es keret* hair* ti gouwe*.

*tus = dus. Van Loon vertaalt met thuis gekeerd.

*es ker[e]t = is gekeerd.

*hair, schrijffout voor nair = naar.

*gouw[e] = gouw. De indeling in gouwen dateert eerst uit de Karolingische tijd.

Wes* gesworen had i trouwe*

*wes = waaraan 

*trouw[e] = trouw

Over albe* in ze geslachte.

*albe - alde = van ouds. Van Loon vertaalt: voor altijd. 

 

[80] Und verdraf* mit groter krachte,

*verdraf = verdreef

Onder helpe* Trier en Gallen,

*onder helpe = met behulp van

Tie voir zynen Libert* vallen.

*Libert = Rode Leeuw, zie vs. 76. 

Tot i zelve wort geslagen*

*geslagen - ge-slagen, verslagen 

Tot Furstenbarch*. En over Nymagen

*Furstenberg bij Xanten aan de Rijn.

[85] Lit en Batenborge* bornen

Van Loon vertaalt Lit en met lieten. Er is sprake van een vergelijkbare constructie als in vs. 102 Brit- en Romenburghe, zodat ik hier vertaal Lith en Batenburg, evenals in het geval van de Brittenburg en Roomburg (bij Leiden) plaatsen, die in elkaars nabijheid liggen.

En ten Battenwaerde* tornen

*Battenwaerde = Betuwe. 

Over stroem: zo dat te male

*stroem = stroom, rivier 

Op tie brugge* van die nau Wale*

*brugg[e] = brug

*Lat. Nabalia = de Nahe, een zijrivier van de Rijn bij Bingen (Duitsland) in het oude woongebied van de Chatti. Kolyn tracht de rivier in Bataafs gebied te plaatsen, zoals dat ook door anderen getracht is met Vecht en IJssel.

Wurt gedainget* van den peyse*.

*gedaing[e]t = onderhandeld

*peys[e] = vrede, uitdr. peis en vrede 

Kolyn situeert de onderhandelingen op de afgebroken brug in Bataafs gebied en vertaalt de rivier de Nabalia met nau Wale = smalle of enge Waal. De Nabalia is echter de tegenwoordige rivier Nahe, die bij Bingen in de Rijn stroomt. De brug over de Nabalia (Nahe) heet tegenwoordig de Drususbrug. Het gebied aan de Middenrijn werd in de tijd van de Bataafse opstand bewoond door de Chatti. De Bataven waren een stam van deze Chatti. Mogelijk zijn ze na de Slag bij Furstenberg, waar ze verslagen werden door de Romeinen, stroomafwaarts naar de Betuwe uitgeweken.

 

Claudius Civilis

 

[90] Waer hy sturf* en op wat wyze

*sturf = stierf. 

Adel* Greve Glaude Schevelen*;

*adel = edele. 

*Glaude Schevelen = Claudius Civilis. Civilis is echter geen vertaling van Schevelen. Schevelen = Scaevola (rechtshandig), de cognomen van het oude Romeinse gens Mucius, waarvan Gaius Mucius Scaevola beroemd is geworden, omdat hij zijn rechterhand in het vuur stak. De uitdrukking 'de hand ergens voor in het vuur steken' bestaat nog altijd. Mogelijk heeft Kolyn Claudius Civilis om diens onverschrokkenheid willen prijzen, maar hij zou in de opvatting van Kolyn ook uit het beroemde geslacht kunnen zijn voortgekomen.

Vint ic ne in geene delen.

 

Brinio

 

In zyn tyden hier te voren

Was een adel bel te boren*

*welgeboren 

[95] Her*, wes name vint ic zo,

*Her = Heer 

Dat hi hete Brinio*;

*Brinio = Kaninefatenleider. Gesteld wordt, dat de Kaninefaten de voorouders waren van de Kennemers. Het was Brinio, die andere volkeren aanzette om mee te doen aan de opstand van 69 n.C. tegen de Romeien.

Die met zine krieggebarden*

*krieggebarden = strijdmakkers 

Inden Kattewycker warde*

*Katwijker waard

Twe Romeynen blockhusen* slechte,

*blockhusen = forten

[100] En twie wyghen* wan mit vechten:

*wyghen = veldslagen, oorlogen

Ti man waant dat haben mit ezen*

*mit ezen = misschien. Geeft een mate van zekerheid aan, zoals elders overware, zekerlike en dergelijke. Dumbar schrijft mit eren en laat het volgende vers daarop rijmen.

Brit- en Romenburghe* gewezen*.

*Dumbar schrijft geweren om het vers te laten rijmen op het voorgaande.

*De ruine van de Brittenburg was sinds het einde van de 15de eeuw zichtbaar op het strand bij Katwijk. Kort na de ontdekking van Roomburg in 1514 was de ruine opnieuw zichtbaar in 1520, 1552 en gedurende langere tijd in 1562. De relatie met Roomburg werd gemakkelijk gelegd, zodat ook de Brittenburg voor Romeins werd gehouden. De vorm van het gebouw met zijn dubbele halfronde torens was echter allerminst Romeins, maar Karolingisch. Inmiddels is vast komen staan, dat het gebouw na de vlootexpeditie met 200 schepen van de Deense koning Gottrik in 810 is gebouwd door de Denen. Die informatie is te vinden bij de Deens geschiedschrijver Saxo Grammaticus (c1150-na1208), die voor die burcht exact dezelfde afmetingen aangeeft (72 x 72 meter) als in 1562 zijn opgemeten door de landmeters van Abraham Ortelius (1527-1598) en vermeld staan op diens oudste plaat (houtsnede) van de Brittenburg. De veronderstelde Romeinse herkomst van de Brittenburg is de reden, dat de burcht een functie toegedacht kreeg als laatste fort (arx, castellum) in de Romeinse limes langs de (Oude) Rijn en als haven voor de troepenverplaatsing voor de verovering van Engeland door de Romeinen, welke zelfs door keizer Caligula tijdens een inspectiereis zou zijn bezocht. Daaraan zou de Brittenburg ook zijn naam - tegenover Britannia liggend - gekregen hebben. Daarna zou het gebouw een functie hebben gehad als wapenhuis (armamentarium) en als overslagplaats voor Engels graan (horreum) ten behoeve van de forten langs de (Oude) Rijn. Vermoedelijk is van dit alles niet meer waar dan dat de Brittenburg van oorsprong een vuurtoren van 55-60 meter hoogte was, op zeeniveau gelegen om de monding van de (Oude) Rijn aan te wijzen, naar het voorbeeld van die van Ostia, teneinde kustvaart voor troepenverplaatsingen mogelijk te maken. De hoogte kan afgeleid worden van de oppervlakte van de vierkante binnenconstructie en de daar aanwezige stabilisatiemuur. Die hoogte is vergelijkbaar met die van de vuurtoren van Ostia in de monding van de Tiber en is half zo hoog als die van de beroemde vuurtoren van Alexandrie.

Daer ti Barden Garven* waren.

 

Hoe den landen is gevaren

[105] Na den val des Roemschen rike [476],

En van 't geen men zekerlike

Weet, des heb ic mi veraren*.

*veraren = geaarzeld. 

Ander beuselycke maren

Ti di onbedreve luden

[110] Zonder afterdocht verluden

Is mi ni om waert* te skriven:

*waert = waar, waarheid

Des zo laet ik zelve bliven.

 

Hengist en Horsa

 

't Es* geschiet, als ic bevonde,

*es = is

(Mer* den tyt ne vinde konde)

*Mer = maar 

[115] Das de Enchlen und de Saxen

Mit gewaren* endt bardaxen,

*gewaren = geweren

*endt = ende

*bardaxen = hellebaarden 

Mitte baren* ende vlooten

*baren = barken (boot) 

Haben utten Landen stooten

d' Imsater van de Britten

[120] Welcker Heirtoch was gehitten

Haren* Engist ende Horse,

*Har[e]n = Heer, afwijkende spelling.

Die gelyck een euvel orse*

*euvel orse = kwaad, nijdig paard 

Al die Brittense serjanten

[… … …]

Taunede* tot irren onvromen

*taun[e]de = spoorde [zijn mannen] aan tegen, vergelijk Duits an-zuenden, ophitsen.   

[125] De zunt den Rine inkomen

Unde slopen huus en have

Wider vind ic ni daer ave.

Dan das zi vortegen* waren,

Haben in Gallien afkevaren*

*afkevaren = afgevaren

[130] 't Lant, das si na irren namen

Hiten Bretangen al te samen.

En ti Saxen overquamen

In Brittangen angespannen,

Und vertriben van de Normannen

[135] Gaan de lande die gelagen

Tussen maar zee* ende Nymagen

*maar zee = Noordzee

Rien en Mase en torp Assen*:

*Assen = Asch 

Al die gouen heten Neêrsassen*.

*Neder-saksen 

Melis Stoke: Ouden boeken horic ghewaghe[n] / Dat al tlant beneden nimaghe[n] / Wilen neder zassen hiet / Also alst de stroem versciet / Vander mazen en[de] van den rine / Die scelt was dat west en[de] sine / Also als si valt in de zee / Oest streckende mijn no mee / Dan toter laueten of ter eluen / Die keysere van romen selue / Ontsaghen menich warf dit lant / Want menre wreet volc en[de] sterc i[n] va[n]t / Entie quaet te zoekene waren / Dicken quame[n] si met scaren / Om dat roomsche rike te cranke[n] / En[de] verheerden de rijn vranken / Wiltenborch hiet haer hoeft stat / Daer tvolc menich iaer in sat /

Tot zi van ti wilde Vrisen*

*Vrisen = Friezen. De Friezen worden door Kolyn steeds in een ongunstig daglicht gesteld als wild en dwaas (verrisen), hoewel hij erkent, dat Holland een stuk van Friesland is geweest..

 

[140] Harde geklopt* na wych* verlisen,

*geklopt = verslagen. De uitdrukking wordt beschouwd als 17de-18de eeuws. 

*wych = strijd

Wiltenborch haben begeven,

Ende zunt* over ade getreven*.

*zunt = zijn

*getreven = ge-dreven.

Zo das 't lant hi* al te zamen

*hi = hier 

Namaels hite Frieslant by name.

 

Hoe den aar* der Baterawieren*

*aar = gebied

*Baterawieren = Batavieren

[146] Es so baretyc* vertieren,

*baretyc = erbarmelijk, misschien barelic = baarlijk.

*vertieren = verduren, te verduren hebben. 

Es nu niet bekant by namen.

Wan* ti Swindel* onbequame,

*wan = want.

*Swindel = Vandalen 

Ti de landen overlopen

[150] Mitte krieg en woeste hopen,

Schinden, bannen* en dan roven

*schinden bannen = schendden de bannen 

Alle konsten* gaen verdoven.

*alle konsten = Lat. omnes artes. Mogelijk betreft het een citaat uit Seneca, die zich met de filosofie van de artes  heeft beziggehouden.

 

Velen haben twifelt* zere

*twifelt = getwijfeld, betwijfeld 

Of ti Tietsken* emmermere

*Tietsken = Dietsen

[155] Ti Bardsangen te skriben ploenen*.

*ploenen = pleegden 

Wes das* zolcks bestonden doenen*

*wes das = dat

*doenen = toen 

Hat* je ic voor overwaren*

*hat = houd

*overware[e]n = zeer waar. Kolyn geeft steeds aan hoe zeker, juist of waarachtig hij de informatie beoordeelt. 

<Als die zolkes hab ervaren>

En ti Barden woizen lezen,

Ti nog overich haben wezen*

*haben wezen = zijn ge-weest. 

[160] Minen daghen binnen Hegmonde*.

*Hiermee geeft Kolyn aan, dat hij een monnik of broeder van het klooster van Egmond is.

Zolckes hab ic zo bevonden.

 

Alte bouken ons verkonden

Das ti Salers sint vertriben,

Ende baden* om te bliven

*baden = verzochten 

[165] Wonen onder Battenenwierden*:

*Battenenwierden = Batavieren.

Mer ein ander tiel* begierden.

*ein ander tiel = een ander deel (van het gebied). Zie hierna: teyle = deel.

Der Quaden, zund* van Saxen teyle*

*zund = zijn

*teyl[e] = deel,

Wider ti Salers overpeyle*.

*wider = weer

*overpeyle = overhalen ?  Van Loon ziet hier een schrijffout, waarbij v vervangen is door p. Hij vertaalt met overvielen

En ti Salers hadden gieren*

*gieren = gaarne, graag 

[170] Overmaet* te Batenewieren,

*overmaet = overwicht

En ti Landen ingeholden*,

*ingeholden = ingehuldigd. De Saliers werden gaarne in het land van de Bataven (als machthebbers) gehuldigd. 

Folckes oic vermanken solden:

Dan zy wierden afgewezen

 

'T es geschiet niet lanch na desen

[175] Dat ti Sicambrinen Salen*,

*Sycambrische Saliers

En ti Usipers* by malen*

*Usipeten

*by malen = bij herhaling, telkens weer 

Battenewiren* en ti Friesen

*Batavieren

Namen over Ryn te riesen;

Als ti deeden met veel ander

[180] De eine volgede* malcander

*volg[e]de = volgden 

Tegen Romen wilden zi striden

Des zi deden in ti tiden:

Ende Francken zien* by namen

*zien = zijn 

Landen en Luden al te samen.

 

Onder de Franken 

 

't Es geschiet gelyc wy leeren,

[186] In 't geboertenes ons Heeren,

Daer omtrent of zo waerachtigh,

CCCLXXXVIII.  [388]

* Kolyn laat de voorgeschiedenis van het graafschap van Holland beginnen in 388, Melis Stoke in 366.

Melis Stoke: Na ons heren gheboernesse [366] / CCC. iaer zestich en[de] zesse / Wort keyser valentiniaen / Goet kerste[n] was hi sonder waen / Jn sinen tiden waren si ghetoghe[n] / De neder zassen en[de] wilden poghen / Te nederne de roomsche ghewelt / Daer beghincse op een velt / De keyser ende wan hem an / Haer scepe en[de] menighen man / Jnt neder lant neuen den rijn / Doe wan hi voert met siere pine / Haer lant dat noch sere is vast / Ende setter in so menighen gast / Diese ghiselden en[de] dwonghen / Te diene[n] der roomscher tonghen / Dus mosten si den zeghe verliesen / Die neder zassen heten nv vresen / De name wanic dat ierst vant / Rome want ets een cout lant / Heidijn bleuen si noch hier naer / Meer dan driehondert iaer / Ende dienden heidine[n] lantsheren / Eer dat si hem wilden bekeren / Nv worden sider moghendelike / Die koninghe van vrancrike / Heren ouer al duutsche lant / Also dat in haer lant / Vrieslant quam als ghi moghet hore[n] / Wa[n]t pippijn van harstelle ghebore[n] / Die tsweert van vrancrike droech / Hadde oerloghen ghenoech / Jeghen rabboude den goeds viant / De hertoghe was van vrieslant / So dat hine verwan met eren / Na pippine als ic hier voren seide / De hertoghen rabboden to[n]der dede / Wort here sijn soen karel marteel / En[de] duanc alle de lande gheheel / Van vrieslant tot ouer gheronde / Jn vrancrike ne mocht tier stonde / Altoes niemant coninc wesen / Het en was altemael bi desen / En[de] als men hem boot de crone / Seide hi het waer noch also scone / Coninghe dwinghen ende iaghen / Dan selue de crone draghen / [741] Dese starf in ons heren iaer / .Vijc. en[de] xli dats waer [741] / En[de] liet sinen sone tlant / Die cleine pippin was ghenant / Dese heuet die v[r]ancse crone ghenome[n] / Hem de van troyen waren comen / Biden pauwes zakarien / En[de] was deerste vander partien / Daer hi wt was gheboren / De ter crone was vercoren / Al duutsche en[de] twalsche mede / Was onder sine moghenthede / En[de] vrieslant was hem onderdaen / [768] Hi starf als wi voer waer v[er]staen / Vijc en[de] achtentsestich iaer [768] / Jnt carnacio[en] gods dats waer / Karel die grote nam moghendelike / Naden vader tkonincrike / Onder sine moghenthede / Was al duutsche en[de] twalsche mede / Beide vrieslant en[de] spaenghen / Lombaerdie[n] ende almaengen / Sassen heeft hi driewerf te stoert / Ende predicte hem ons here[n] woert / En[de] deedse kerstindom verkiesen / Van desen beroemen hem de vresen / Dat si waren ghescouden vri / Want in sinen tiden segghen si / Waren si so eighin als ende als / Dat si strop droeghen omde[n] hals / Ende om dat si hem rome wonne[n] / Dat wi ghevinden niet en konne[n] / Jn ghenen ystorien bescreuen / Soude hise vri hebben ghegheuen / Wi vinden dat hi rome berechte / En[de] hi ontliuede heren en[de] knechte / Die den pauwes leuen blenden / Noeit en lasen wi noch en kenden / Dat kaerl de stat van rome[n] belach / Tote an sinen sterf dach / Noch vande[n] vriesen en sprect boec niet / Het waer bescreuen waers oec iet / Kaerl wort keyser met eren / Jnt carnac[i]o[en] ons heren / Viijc iaer ende twee [[802] / Xiij. iaer een lettel mee / Was hi keyser en[de] leue voer waer / Mijn dan .lxxij iaer / Na hem quam lodewich sijn soen / Keyser en[de] koninc was de gone / Omtrent .xxvj. iaer / Die vriesen gauen hem openbaer / Beide dienst ende tribuut / Aldes vader rike vut en[de] vut / Helt hi al meer en[de] minder / Dese starf en[de] liet dre kinder / Die niet en konsten vriendelike / Ghedelen des vader rike / En[de] quamer omme tene[n] wighe / Bi autsore mit groten prigen / Die .ij. ionxte iegen den ouden / Dat si suaerlike al ontgouden / Want vrancrike verloos te vele / Opden dach inden nijt spele / En[de] nieman wan daer zeghe mede / Na den wighe maecten si vrede / En[de] lotaris die douste was / Bleef keyser en[de] hadde als ic las / Rome[n] ende tlant van lombaerdien / En[de] hier ouer de stede vrie / Mets ende oestrike al ghemene / Dat lootrike nv heet al rene / Kaerl de doutste daer na was / Hadde dat lantscap als ict las / Dat nv bewesten der mase leghet / Holla[n]t braba[n]t vlaendren me[n] seghet / Al west om neven der zee / Menstren daer toe en[de] oec mee / Al toter gheronden voort / Lant velt rente ende poort / Lodewijch de die ionxte was / Jonste de auonture das / Dat bouen der masen as was sijn / Ende al duutsche lant over rijn / Sassen duringhen vranke lant / Al vellet in sijn hant.

 

Tot di Gaulen overgingen*

*tot het Christelijk geloof. 

[190] En de Francken naem ontfingen.

Dikke* heeftet my verwondert,

*dikke = dikwijls

Dat die Vorsten hoog hermondert*

*hermontert = hoog verheven, vergelijk Frans: monter= opstijgen

Van Frenkeriken* hier te landen

*Frenk[e]rik[e]n = Francie, Franrijk 

Hadden hoeg bestier in handen.

[195] En ik merket over dezen,

Of zi niet wel haben wezen*

*haben wezen = zijn geweest 

Van den Batenewieren* bloede.

*Batavieren

Starke my in dit vermoede

't Wapenschilt en rood Libere*,

*rood Libere = Rode leeuw.

[200] Das zi voerden in di were*.

*were = oorlog

Ende namaels overgeven

Haben weder onzen Greven

Mitte Gravelyke banden,

En bruin schilde* van Vrieslande;

*In de literatuur is het een vrij onbekend gegeven, dat de oude Friezen zich bedienden van een bruin wapenschild. Des te interessanter is het, dat we dit bruine schild in de Rijmkroniek van Klaas Kolyn tegenkomen en wellicht nog bijzonderder, dat het bruine schild ook voorkomt in een andere mystificatie, namelijk het Oera Linda Boek. De vraag is natuurlijk hoe Kolyn en Oera Linda aan deze informatie komen. Ik veronderstel dat die afkomstig is van Simon Gabbema, die een verwoed verzamelaar was van Oud-Friese teksten. De vermelding van het bruine schild komt aan de orde in de hierna volgende Riustringische eed (Riustringisch is een Ostfries dialect):

Thet is ak londriucht: Thet wi Frisa hagon ene seburch to stiftande, and to sterande ene goldene hop, ther umbe al Frislond lith; the skil on wesa alleraierdik iuin har oron, ther thi salta se, betha thes dis an tes nachtes, to swilith. Ther skil thi utrosta an thi inrosta thos wigis plichtich wesa, tha strete thes wintres and thes sumures, mith weyke and mith weine to farande, thet thi wein tha oron metha mugi. Alsa thi inrosta to tha dike cumth, sa hage re alsa gratene fretho opa tha dike, alsa re oua tha wilasa werpe, and alsa re ona tha weida stherekhoui; heth there thenne buta dike alsa felo heles londes and grenes turues, thet ter ne dik stathul mithi halda mugi; ac neth there nauwet sa felo buta dike heles londes and grenes turues, thet ter ne dik mithi halda mugi; sa hage re binna dike thritich fota turues and thritich fetma to gerse; thet skil wesa alla fennon and fili, er Sante Vitus di. Uta skilu wi Frisa use lond halda mit thrium tauwon, mith tha spada and mith there bera and mith there forke; ak skilu wi use lond were mith egge and mith orde, and mith tha bruna skelde, with thena stapa helm and with thene rada skeld an with thet unriuchte herskipi. Aldus skilu wi Frisa halda use lond fon oua to uta, ief us god helpa wili and sante Pederr. - 

Dit is ook recht van het land: Dat wij, Friezen, een zeeborg te stichten hebben, een gouden hoepel aanleggen moeten die rond heel Friesland ligt, waavan elke dijksroede (oude maat) gelijk zal zijn aan de andere, (en) waar de zoute zee, beide overdag en 's nachts tegenop loopt. Daarom zal de buitenste en de binnenste (degenen die het verst en dichtsbij de dijk leven) verplicht zijn om over de straat te gaan in de winter en in de zomer met een slede en kar, zodat men elkaar mag ontmoeten (bij de dijk). Als de binnenste komt naar de dijk, zal hij dezelfde vrede op de dijk kennen die hij zou hebben op het ongewijde land en als hij zou hebben in het gewijde kerkhof. He heeft dan (ten gebruik) buiten de dijk net zoveel land en groene zoden (plaggen) (dat) hij de dijk ermee behouden kan. Als hij niet genoeg land en groene zoden heeft om de dijk mee te houden, dan heeft hij (tot zijn beschikking) binnen de dijk dertig voet voor turven en dertig voet voor groen land. Het (werk) zal klaar zijn voor Sint Vitus dag (15 Juni). Zo zullen wij Friezen, ons land behouden met drie werktuigen: met de spade en de wagen [bera = baar, voor het transport] en met de vork; ook zullen we ons land verdedigen met het zwaard en de speer en met het bruine schild, tegen de hoge helm en tegen het rode schild en tegen onrechtvaardige heersers. Aldus zullen wij, Friezen, ons land hoog en droog houden, als God ons helpt en Sint Petrus.'

Het rode schild wordt aan de Vikingen toegeschreven, maar dit heb ik niet bevestigd gevonden. De tekst is afkomstig uit het Asega-boek, een verzameling Oudfriese wets- en rechtsteksten uit de 13de-15de eeuw. Bron: www. waddenzeesites.nl. Zie ook het gebruik van thi.

[205] Dar* die groote striet om ware*

*dar = daar, waar

*war[e] = was

Eer zi hulden wolden haren*

*haren = Heer 

 

Pharamond

 

Waernemont wort oic gelezen

*Pharamond 

Irrer Fursten ierst gewezen.

Mer* ti adel Waernemunde

*mer = maar

[210] Waren hulden unse grunden.

Ende Clotewich* men achte

*Clodovech, Clovis 

Zie* van Greve Gerolfs geslachte:

*zie = zij, zou zijn 

Walkes sunt daer na in handen

Krieg das Greefschip Tiesterbande;

[215] En zin ander oir* bevonden

*oir = erfgenaam, erfgebied 

Wurt ein Greve op onzen gronden.

 

Dagobert

 

Dagobert bestreet ti Friezen,

Ende dede ir verliesen

Den Slach mitten Bartuwalden*:  [572]

*Berthoald

[220] Ende wat Friesen i behalde*

*behalde = gevangen nam 

Langer als syn glavy* liten*

*glavy = manszwaard

*liten = liet hem 

Datelic dat hoeft* afsmiten.

*hoeft = hoofd

 

Wiltenborch dede hi storen

En, om 't heyden diet bekoren,

[225] Dede ir een kerke richten,

Van S. Thomas op ti Trichten*.

*St.Thomaskerk te Utrecht

 

Doop van koning Radboud

 

Melis Stoke : Doop van Radboud: [714] JNt carnacioen ons heren / Als ons vraie historien leren / Seve[n] hondert tiene ende viere [714] / Starf pippin de stoute fiere / De gheboren was van haerstelle / En[de] liet enen zone gheselle / Was hi des wader van hoghe[n] doene / Karel marteel hiet hi de koene / De menighe stoute vromichede / Op de felle heidine dede / Tien tiden lesen wi en[de] indien daghe[n] / Waren vele bisscoppe[n] de plaghen / Te vaerne after lande castien / Omme van den ma[m]merien / Te bekeren dat heidine diet / So dat in dien tiden sciet / Van sans de bisscop wolfram / En[de] in vrieslant dat hi quam / Prediken niet als de blode / So dat hi den hertoghe rabbode / Van vrieslant so heuet belopen / Dat hi hem kerstijn wil doen dope[n] / En[de] was ter vonten komen / En[de] heuet den enen voet ghenome[n] / En[de] dien inde vonte gheset / Doe vraghedi eer hi voert ginc bet / Weder dat sine vorders waren / Meer onder der saligher scaren / So inder hellen ghevallen neder / Sente wolfram antwoerde weder / Dat sine maghe waren ver loren / De heidijn storuen daer te voren / Rabbout sprac soen mach ic niet / Mier gheselscap wats ghesciet / Jn der hellen niet begheuen / En[de] metten lettel aermer leuen / Jn hemelrike sonder waen / Die mi een twinc niet en bestaen / Vter vonten hi den voet wt toech / Ente duvel diene verdroecht / Die hem viele goets behiet / Ne hilt hem vorwaerden niet / Want hi starf op den derden dach / En[de] voer daer hi sine maghe sach / [728] Dit ghesciede als wi leren / Jnt carnacioen ons heren / Seuenhondert twintich en[de] achte [728] / Menich vanden vrieschen gheslachte / Wert kerstijn om dat dus verginc / Rabbouts des hertoghen dinc / Want willibrort en[de] wolfram / En[de] ander volc dat mit hem qua[m] / Be keerden dat vriessche diet / Sente willeboert de versciet / [736] Na ons heren gheboernesse / Seuen .C. iaer dertich en[de] zesse [736]

 

Adgilt berichte ti Friesen,

Ende na hem ti verrisen*

*verrisen = dwaze 

Radebolt; ti onsen Heren

[230] St. Wolfram wilde bekeren.

Ende lietet zo belopen,

Of em wilde laten dopen:

Mer wen i sien voete plonte*

*plonte = plantte, zette 

En ti ander in te fonte*

*fonte = doopvont 

[235] Zetten wolde; sprak i myn

Zeg m' al weer* min alteren zyn,

Zie commentaar vs. 237.

In ti Himmelum, of weder*

*weer...weder = of ...of, vergelijk: Duits entweder...oder. Vergelijk ook vs. 678.

In ti hol gevaren neder ?

Wolfram antwoerde hem, das

[240] Al wie ongekerstent was

Storven, wisselic verloren.

Wal sprac i ic laets u horen,

Das ic by das meerder erven

Van mien alteren na mien sterven,

[245] Dan wil wisen vry van schanden,

In Wodins overzelige landen*;

*overzelige landen = hiernamaals

Dan mit luttel armen Christen,

Ti my intich nimmer wisten.

Uten fonten* is hy getoghen

*fonten = doopvont 

[250] En tum derden daghe* gedroghen*

*tum derden daghe = op de derde dag 

*gedroghen = ge-dragen

Gravewaerts om zien* gesellen

*zien = zijn 

Zien en spreken in den Hellen.

 

Deense Vlootexpeditie tegen de Friezen

 

In 't jaer ons Heren geprezen

VIIIc en X by desen,  [810]

[255] Als Koninck was zekerlicke

Karel de Groote van Frankricke,

Quamen ti Noren by geleyde

Van iren man Gottric* beyde*

* beyde = daarbij. Zie hierna vs. 261 biden. In vs. 284 is sprake van te beyden. Alewijn leest hier zowel met schepen als paarden (orse), maar er is alleen sprake van een vlootexpeditie, niet van een veldtocht. Ook zijn interpretatie, dat de paarden op de schepen werden meegevoerd, wordt niet door de bronnen ondersteund.

*Gottrik (Guđröđr ), Deense koning. De informatie is niet juist.De vloot stond niet onder zijn persoonlijke leiding, maar van een zoon. Gottrik zelf bleef thuis, waar hij werd vermoord, waarop de vloot haastig terugkeerde. Hij werd opgevolgd door Hemmingr (zie vs. 267).

Bron: 0810. Terwijl de keizer nog in Aken verbleef en een veldtocht tegen koning Guđröđr overwoog, ontving hij het bericht, dat een vloot van 200 schepen uit Denemarken in Frisia was geland, dat alle eilanden voor de kust van Frisia* waren verwoest, en het leger al aan land was gegaan en drie slagen tegen de Friezen had gevoerd, dat de zegevierende Denen de overwonnenen een tribuut hadden opgelegd, dat er bij wijze van tribuut al honderd pond zilver door de Friezen was betaald, en dat koning Guđröđr thuis was gebleven. De vloot, die Frisia had verwoest, was teruggekeerd en koning Guđröđr was door iemand uit zijn gevolg vermoord. Bron: Annales Regni Francorum (Annales Laurissenses Maiores), vertaling www.gjallar.nl.

Mit scuten CC [200] in onse vele*,

*vele = territorium, gebieden, uit be-velen. Niet velden zoals van Loon vertaalt, en zeker niet de Veluwe, zoals Alewijn interpreteert. Ook een vertaling met veel, in grote getale past hier niet.

[260] Roefden Frieslant an drie delen,

Ende sloegen ti Friesen biden*

*biden = daarbij. Zie hiervoor vs. 258 beyde

Harde in drie staende striden.

Kaerle* hoerde solche maren,

*Karel de Grote. 

Ende bereyde ir te varen

[265] To Wederstant; wanneer i hoerden,

*hoerden moet zijn hoerde = hoorde. 

Datten zine luden vermoerden,

*datten = dat hem 

Ruste Emmingen* te bestriden.

*Hemmingr, opvolger van de vermoorde Gottrik.

[… … …]

 

Korts dar na sien wedercomen*

*wedercomen = terug ge-komen 

Over zee die fel, onvrome

[270] En wrede Noren ende roven

Al dat lant an zee, gesonden

In tie haven van Hegmonde

(die de Hegge plach te heten),

Eer des bedehuys te weten

[275] Daer in lange was gestichte*;

*gesticht[e] = gesticht 

Dat nu after dunen zwichte*)

*zwicht[e] = zwicht

End sunt to Nurtika* komen:

*Noordwijk 

 

Friese graven Gerulf en Dibbald

 

Daer ir tegentrak die vrome

Greve Gerolf en Tibbold agen*

*agen = ? 

[280] Rinesburge, daer zi lagen.

Ente* wan* dat Noertse here*

*ente = ende

*wan = want

*here = heir, leger

Was te kraftich in te were*,

*wer[e] = oorlog. Zie ook vs. 294 in ti weer

En te euvel wurt edragen*,

*edragen = ge-dragen

Bleven zi te beyde* slagen:

*te beyde = daarbij,  zie ook vs. 258  beyde en vs 261 biden. 

[285] Das harde droeve was ti goen.

 

St. Jeroen gedood [856]

De marteling van priester Jeroen in 856 door binnengevallen Noormannen heeft ervoor gezorgd dat Noordwijk-Binnen in 1429 door de bisschop van Aartsbisdom Utrecht officieel tot bedevaartplaats is verheven. De katholieke en protestantse kerken van Noordwijk-Binnen dragen zijn naam. Noordwijk viel onder het kerkelijk gebied (jurisdictie) van het klooster van Egmond, dat zich in de 10de eeuw uitstrekte van Hargen en Schagen in de kop van Noord-Holland tot de Oude Rijn. Het gebeente van St. Jeroen wordt naar het klooster van Egmond overgebracht, dat onder Dirk II een mannenklooster is geworden.  

Ende ti Heylige Jeroen

Grepen zi en deden wylen

Grote pinen, staken met pylen

In 't lyve, en bornden over zere,

[290] Ente spotten onsen Here

Alle zere, em onthoven.

*onthoven = onthoofden 

 

Zeland zi oec beroven

*beroven = beroofden 

Daer Greve Eggaert*, Halpdams* zone

*daer = daar, waar 

*Eggihard, graaf van Walcheren, sneuvelde in 837 bij een inval van de Vikingen. Daarbij kwam ook Hemmingr om. Volgens onderstaande informatie was niet Eggihard, maar de genoemde Hemmingr een zoon van Halvdan, zodat gelezen moet worden: daer greve Eggaert [ende] Halpdams zone.

Van den Bergh records that south of the river Maas were located the so-called "Frankish" counties of Holtland, Schouwen, Beveland, Walcheren, Strijen and Taxandrie. To the south of Holtland, the island counties of Schouwen (Scaldis), Beveland (Bevelanda), and Walcheren (Walchra) lay off the coast of the province of Noordbrabant. Vanderkindere amalgamates these three counties into pagus Maritima, but its status is unclear. It is possible that he is extrapolating the existence of a separate pagus from the reference in the Annales Bertiniani in 837 to "Frisiæ Maritimæque", which from the context includes at least the island of Walcheren. The Annales Fuldenses name "Eggihardum" as count of Walcheren* when recording that he was killed by the Vikings in 837, and the Annales Bertiniani that "Gualacras" (Walcheren) was granted to "Herioldo" by Emperor Lothaire in 841. *EKKEHARD (-killed in battle Walcheren 17 Jun 837). Graaf van Walcheren. The Annales Fuldenses record that "Nordmanni" exacted tribute in "Walchram insulam", where "Eggihardum eiusdem loci comitem et Hemmingum Halbdani filium" were killed "837 XV Kal Iul" and "Dorestadum" was devastated.

Bleven in ti weer* ti gone*

*in ti weer = in de oorlog. Zie ook vs. 282 in te were

*ti gone = degenen, vert.: waren degenen, die in de oorlog bleven [=sneuvelden].

[… … …]

 

Meremals tot andere tyden

[296] Deden di Noren groete schaden.

Onder Noric* zi bestraden

*Rorik 

Uterichte*, ende namen

*Ut[e]richt[e] =  Utrecht

Beten*, en wyke te Duirstede zamen.

*Betuwe 

 

Lodewyc* die goede Here

*Lodewijk, opvolger van Karel de Grote

[301] Als hi berichte*; quamen were

*berichte = bestuurde 

Di Normannen opgevaren

De Wahl mit scharen

Ende Nymagen zy bevoten*.

*bevoten = bevochten 

Barberose* liet ti sloten

*Barbarossa 

[306] Weder maken als wi horen,

Di ti Noren deden storen*

*deden storen - lieten verwoesten

Ti reden datten wederstoet.

 

Graaf Gerulf

 

Greve Gerolf wan zin goed

[310] Dat ti Noren onderwonden*

*onderwonden = van plan waren 

Te beroven, wan se versonden

In gesantschepe na den schine

An den Keyzer Kaerle in pyne.

 

Godfried de Noorman

 

Die hem sant hiet Gotefried

[315] Ende anderwiel vertriet

't Noerse volck mit zine hoede.

Hoe hy daer ave was te moede,

Mach een yder proeven wale:

Wat hilp ni of veele tale.

[320] I ging zo den Noren aven*;

*av[e]n = af 

Ti em hadden gelooft* veel gave;

*gelooft = beloofd

Kande de vrede betraken*.

*betraken = betrachten 

Das zy kortelinge braken,

En namen daer toe das sine.

 

Giftbrief van 889

 

I hadde vercregen mit groete pine*,

*pine = moeite 

[326] Trouwe daden, Ridder banden

Van Koning Arenout* van Frankenlande,

*Arnulf van West-Francie

Met zegelyn en brieven,

Zommige Landen aan hun liven,

[330] Die altezamen waren zine.

Zuderscagen tussen Rine

Tussen ti Noert A*, en Oester Sassen*

*Noord A

Geisteland en holtgewassen

Ein hoeve in Bodelo den Grave*

*Bodegraven

[335] En in Alpenbruk* twie haven.

*Alphen aan de Rijn

In Olthornunc* eine hoeve,

*Oudshoorn bij Alphen aan de Rijn

En in Huwy ein manse t' oeve,

Te Tol* en Asseke* ein manse als voren

*Tuyll, dus niet Tiel

*Asch 

Met al watter toe mach horen.

[340] Te Frankenwairde* was 't gegeven,

*Frankfurt am Main

En met teyken* onderschreven,

*teyken = signatuur 

Na ons Heren geboerte wegen

In 't jaer VIIIc. LXXX ende IX.  [889]

Die wanneer i opter straten

[345] Hadde in Porenborg* zien lief gelaten,

*Voorburg

In het quarto afschrift en folio afschrift van van Alkemade staat:

[345] Hadde in Forenbrug zien lief e laten

Was den Lande zonder Greve.

En ti ander Noren bleven

Te Vleretdingen*, en de vesten

*Vlaardingen 

Tegen ti Franken al haer besten.

[350] Kinder had i twee by namen

Tideric en Walger zamen

Beyde jonge zonder tiden*,

*zonder tiden = jonger dan 12 jaar 

Ende onbequame te striden.

Ti irren Mouderes zusteren Anke

[355] Namese to si onder ti Franken;

Ende leerdese Kerstynheden,

Ende Ridderlyke zeden.

 

Waldger doodt Godfried de Noorman

 

Deze Walger t' eender wrake

Dede voer zin Vader smaken

 

[360] Erhaude ten Noerman* ti doet;

*erhaude = houwde

*Volgens Alewijn zou hier sprake zijn van Everhard den Noorman in plaats van Godfried de Noorman. Dit is onjuist, omdat Everhard zelf beschouwd wordt als moordenaar van Godfried de Noorman, volgens anderen samen met Waldger. Kolyn beschouwt Walger als moordenaar.

Die ‘er uitten zaden skoet*,

*Niet door Dumbar en van Loon, maar wel door Alewijn doorzien, dat hier gelezen moet worden: die hij uit het zadel schoot

Op ti jachte onder 't jagen

Ende wurt oic zelve slagen*.

*slagen = ge-slagen, verslagen. 

Zo dat Tideric alleine bleef,

[365] Ti ir nare* warde* Greef.

*ir nare = hierna

*warde = werd 

Walger is alzo gestorven,

Ende Teysterbande bedorven:

Dat i hadde als Greve vercregen.

 

Daer na is 't aldus beslegen.

[370] Kaerle ti simpele* zekerlike

*Karel de Eenvoudige 

Di das zwaert droug van Frenkryke,

Om datte veele kwamen ti Noren

*Vergelijk vs.  vele

In Frieslant zine landen storen*,

*storen = verwoesten 

En i bescharmen niet ne mochte,

[375] Hy dus aller ierst berochte*

*berochte = beraamde, vatte het plan op, niet: berokkende. 

Tiderike te geven in handen

Ti Bardaxe* van den landen;

*bardax = hellebaard d.i. een bijl op een steel. 

Datti bescharmen zolde voirwair

Zyne luden al te gaer

[380] In dat Kerstelike gelove.

 

St. Willebrord

 

Melis Stoke: St. Willebrord: Jnt carnacio[en] ons heren / Vic twintich ende viere [624][[=694] / Doe sende hi inden lande sciere / Willebroerde de eerste bekeerde / Die vriesen en[de] ghelouen leerde / Tote west cappel dat hi quam / Daer hi aen beden vernam / Mer cruuswise over enen god / Dat beelde doer ons heren gebod / Brac hi en[de] heuet tfolc ghescoude[n] / Maer dat heuet hi swaer ontgoude[n] / Want .i. de m[er]curiuse wachte / Sloeghe[n] in sijn hoeft onsachte / Dat hi storte daer sijn bloet / Nochtan predicte hi metter spoet / Twoert ons heren als gods seriant / Vanden west en[de] van vrieslant / Oestwaert duer de lande recht / Onthier en[de] hi quam tutrecht / Dat wiltenborch hiet te voren / De afgode dede hi te storen / En[de] maecter ene kerke mede / Misse te horen den kerstinede / En[de] daer toe ons heren woert / En[de] wanderde te rome[n] inde poerte / Sergius de pauwes benediede / En[de] hine aertsche bisscop wiede / Te prediken ons heren woert / Sette hi tutrecht inde poert / Den bisscop stoel en[de] besat / Als aertsche bisscop eerst de stat / En[de] noyt seder over een / En was daer aertsche bisscop geen / Jnghels was willebroert becant / Gheboren van noorthu[m]bert lant / En[de] want de ingels sijn gewassen / Als men leest van neder zassen / Conste hi de bet de vriessche tale / Dat mach elc man proeven wale

 

 

Als hun Gode van boven

Gepreket van Sint Williboert;

Ti Pippyn*, alse hi hoert,

*Pepijn van Herstal 

Zant* in borenes ons Heren

*zant = zond 

[385] Ses hondert en negentich viere, [694]

Ti Friesen goede te doen kont*.

*het christendom verkondigen. 

Totte Weskaple* hy vont

*Westcapelle (Zl) 

Ein Godse* Wodin aenbeden

*godse = afgod zie ook vs. 396 

Mercuriose na heydense zeden*:

*Mercurius

[390] Den i brac unde erstont

*und[e] = en

*erstont moet zijn: terstont. 

Wort i zwarelike gewont

Van ti Mercuriose wachte.

Efter* preekte i mit krachte

*Efter - after = daarna, later. 

Oestwaert onsen Here te recht,

[395] Ente quam al to Utrecht

Storen ti Godsen* onverholen*

*godsen = afgoden zie ook vs. 388.

*onverholen = niet verhuld, niet heimelijk, maar openbaar. 

Alsse* Paus Serges* hadde bevolen;

*alsse = zoals

*Paus Sergius 

Ti em Aersbiskop hadde ewiet*.

*ewiet = ge-wijd

't Utrechten i liet

[400] Zynen stoel, ende bekere*

*bekere = bekeerde

Vele luden t' onsen Here.

Angels* uten Nedersassen* was

*Angels = Angelen

*Neder-Saksen 

Van Northumberlande das

Ons tie schreften laten horen,

[405] Sinte Willeboerd geboren.

Ente preekten zy te maal

Gode in ti Friese taal.  

 

NB. Opmerkelijk is, dat Kolyn niet schrijft over St. Bonifatius, die in Dokkum werd vermoord.

 

Melis Stoke: Bonifatius: Sente bonifaes de ontfinc / Den stoel so dat hi predike[n] ghinc / Jn vrieslant tote laueten oest / En[de] heuet vermaent en[de] ghetroest / Altfolc kerstindoem tontfane / Te dockinghe[n] daer quame[n] hem aen / Die onbekende wilde vriesen / Die ghelike ver woeden riesen / Hem versloeghe[n] en[de] sine ghesellen / Dus als ghi hier hoert ver tellen / Wies in vrieslant die kerstijn wet / En[de] worden ghetemmet en[de] gheset / Bider fransoisen moghenthede / En[de] bider predicaden mede / Dat si kerstindoem ontfinghen / Eer de hollantsche graue[n] opghinge[n]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1. Dirk I

ca. 916-a.928

 

 

2. Dirk II

ca. 970-988

 

 

3. Arnulf

988-993

 

 

4. Dirk III

993-1039

 

 

5. Dirk IV

1039-1049

 

 

6. Floris I

1049-1061

 

 

7. Dirk V

1061-1091

 

 

8. Floris II

1091-1121

 

 

9. Dirk VI

1121-1157

 

 

10. Floris III

1157-1190

 

 

11. Dirk VII

1190-1203

 

 

Ada

(in naam gravin)

 

 

12. Willem I

1203-1222

 

 

13. Floris IV

1222-1234

 

 

14. Willem II

1234-1256

 

 

15. Floris V

1256-1296

 

 

 

16. Jan I

1296-1299

 

 

17. Jan II

1299-1304

 

 

18. Willem III

1304-1337

 

 

19. Willem IV

1337-1345

 

 

20. Margaretha van Beieren 1345-1354

 

 

21. Willem V

1349-1358

 

 

22. Aalbrecht

1358-1404

 

 

23. Willem VI

1404-1417

 

 

24. Jacoba van Beieren

1417-1433

 

 

25. Filips de Goede

1433-1467

 

 

26. Karel de Stoute

1467-1477

 

 

 

27. Maria van Bourgondie 1477-1482

 

 

28. Maximiliaan van Oostenrijk

 

 

 

29. Filips de Schone

1482-1506

 

 

30. Karel V

1506-1555

 

 

31. Filips II (III)

1555-1581

 

 

www.klaaskolijnnet.nl © 2009